Mijn broer vindt mijn werk onzin
Misschien is het verstandig om aan te geven dat mijn broer en ik elkaar graag mogen. Mijn broer, en ik kan mij daarin vinden, leeft volgens de principes: Eerlijk is ook een soort lief, eerlijkheid duurt het langst en zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Mijn broer windt er bijvoorbeeld ook geen doekjes om als hij het eten dat je voor hem hebt bereid niet lekker vindt. Zijn argument: ‘Straks krijg ik het een volgende keer weer!’ Ik kan het hem ook niet kwalijk nemen, daarin heeft hij namelijk ergens gelijk. Subtiliteit is in ieder geval niet zijn ding, maar discussiëren wel!
Mijn broer heeft ook een sterke mening en bij voorkeur een andere mening dan zijn gesprekspartner. Als mijn broer zegt: ‘Jouw werk is onzin’, zou ik dit vrij kunnen vertalen als: ‘Ik heb zin in een discussie en ik heb jou gekozen als mijn discussiepartner.’ Vaak ben ik niet te beroerd om daarop in te gaan. Hét moment waarop mijn vader vroeger zei: ‘Gaan jullie nou alweer bakkeleien?’ Ja dus.
‘Nou leg maar uit’
Hij is de uitdager, hij mag starten met zijn onderbouwing. ‘Mensen kunnen zelf reflecteren, vragen stellen en inzien wat er wel en niet goed is in wat zij doen.’ Mijn reactie: ‘Stel dat dit waar is, zou een politie agent dan niet ook nutteloos zijn? Als mensen kunnen reflecteren, zouden zij ook goed snappen wat wel en niet kan en zou een politie agent niet nodig zijn.‘
Het gezicht van mijn broer komt even op pauze. Als ik uit mag leggen hoe dit eruit ziet dan zou ik zeggen dat zijn mond redelijk ontspannen openstaat, zijn hoofd is licht gebogen naar links en zijn wenkbrauwen staan in een lichte frons. Mijn broer herpakt zich. ‘Dat is anders, dat gaat namelijk om regels en daar kun je het mee oneens zijn of het nut er niet van inzien. Bovendien vind ik het bijzonder dat mensen er geld voor over hebben om logisch na te kunnen denken.’
Klopt, maar..
Ik attendeer mijn broer op de vertegenwoordiger die hij laatst van zijn erf had gestuurd (mijn broer is veehouder). Deze vertegenwoordiger wilde hem een apparaat verkopen. Mijn broer had hier allerlei vragen over, het praktisch nut, wat de kosten zouden zijn, wat het zou opleveren op de lange termijn, etc. Hoe meer vragen mijn broer stelde, hoe duidelijker werd dat mijn broer al een dergelijk apparaat had en deze dus niet nodig had. Het apparaat was een oplossing voor een probleem dat mijn broer niet had.
‘De klassieke fout die deze vertegenwoordiger maakt, wordt ook in veel bedrijven gemaakt´ leg ik mijn broer uit. ‘Stel dat deze man eerst onderzoek zou doen naar zijn klant, waar de behoefte van de klant ligt bijvoorbeeld. Als deze man bovendien zou weten waar zijn eigen kwaliteiten liggen én als hij weet hoe hij over wil komen, dan zou hij toch veel effectiever en efficiënter kunnen werken? Als íedereen dat in het bedrijf zou doen én elkaar op het juiste moment opzoekt, dan zou dat voor het bedrijf veel op kunnen leveren toch? Mijn werk mag dan ook wat waard zijn.
Ik denk dat we het eens zijn
Hij zal het niet direct toegeven, maar als ik de rest van ons gesprek na afloop overdenk, komt het erop neer dat we het eens zijn. ‘Wanneer ga je een blog over mij schrijven?’ vraagt mijn broer. Dit kan ik vrij vertalen als: ‘Jouw werk is nuttig, maar ik zou het nooit willen doen.’ Dit zou het moment zijn waarop mijn vader zou zeggen: ‘Is het nu klaar met dat gebakkelei?’ ‘Ja pa, ik ga nu een blog schrijven voor mijn lieve broer!’